Het Permanente Comité voor Islamitisch onderzoek en Fatāwā werd het volgende gevraagd:

Wat is de werkelijkheid van het boze oog? Allah (تعالى) zegt:

“En tegen het kwaad van de afgunstige, wanneer deze afgunstig is. [al-Falaq (113):5]

En is de overlevering van de Boodschapper ﷺ authentiek waarin hij zegt:

‟Een derde van de grafbewoners komt door het boze oog.”

Wanneer een persoon denkt dat iemand hem afgunstig is, wat dient een moslim dan te doen en te zeggen? En helpt het wanneer degene die het boze oog heeft gegeven zichzelf wast en men vervolgens het water neem om het slachtoffer er mee te genezen? Dient hij dan dit water te drinken of zichzelf ermee te wassen?

Antwoord:

Het (Arabisch) woord al-ʿayn (het boze oog) refereert naar een persoon wanneer hij iemand schaadt met zijn ogen. De oorsprong ervan is wanneer een persoon iets moois vindt. Vervolgens wordt dit (kijken) opgevolgd door zijn kwaadaardig ziel wat vervolgens haar gif loslaat door (herhaaldelijk) te kijken naar het object van afgunst.

Allah heeft Zijn Profeet Mohammed ﷺ opgedragen om toevlucht te zoeken tegen degene die afgunst heeft. Allah (تعالى) zegt:

“En tegen het kwaad van de afgunstige, wanneer deze afgunstig is. [al-Falaq (113):5]

Eén ieder die het boze oog op een ander plaats is afgunstig (ḥāsid), en niet ieder afgunstig persoon plaats het boze oog op een ander. Het woordje ḥāsid is meer algemeen van betekenis dan ʿayn (het boze oog), dus wanneer men toevlucht zoekt tegen de ḥāsid omvat dit ook (het toevlucht zoeken tegen) het boze oog. Het boze oog is als een pijl die uit de ziel komt van degene die afgunst heeft en het boze oog geeft. Deze pijl richt zich jegens degene die men afgunstig is. Soms raakt deze pijl degene en soms mist hij. Wanneer deze pijl degene (die men afgunstig is) raakt terwijl hij onbeschermd is wordt hij ermee getroffen en raakt hij geëffecteerd. Maar als het doel (degene die men afgunstig is) alert en bewapend is dan zal de pijl geen effect hebben en wellicht keert deze pijl terug op haar eigenaar![1]

Er zijn authentieke overleveringen van de Profeet ﷺ over het boze oog. Onder andere wat is overgeleverd in Ṣaḥī ḥal-Bukhārī & Muslim op gezag van Āʾisha (رضي الله عنها) waarin zij zei:

‟De Boodschapper van Allah ﷺ droeg mij op met het verrichten van ruqyā tegen het boze oog.”[2]

En op gezag van Ibn ʿAbbās (رضي الله عنهما) op gezag van de Profeet ﷺ die zei:

‟Het boze oog is waar, en als er iets bestaat wat de Voorbeschikking vóór kan zijn, dan was het wel het boze oog. Wanneer je gevraagd wordt om de wassing te verrichten (ter genezing van het boze oog) doe dit dan.”[3]

En op gezag van Asmāʾ bint ʿAmīs dat zij zei:

‟O Boodschapper van Allah, de kinderen van Banī Jaʿfar zijn geraakt door het boze oog, zullen wij ruqya voor hen verrichten?” Hij zei: ‟Ja, want als er iets bestaat wat de Voorbeschikking vóór kan zijn, dan was het wel het boze oog.”[4]

En op gezag van ʿĀʾisha (رضي الله عنها) die zei:

‟Degene die het boze oog had gegeven werd opgedragen met het verrichten van wuḍūʾ en vervolgens zou de persoon die getroffen was (met het boze oog) zich ermee wassen.”[5]

En op gezag van Sahl b. Ḥanīf die zei:

Dat de Boodschapper ﷺ erop uit trok richting Mekka totdat zij aankwamen bij de berg pas van Al-Kharār in Al-Juḥfa. Aldaar verrichte Sahl b. Ḥanīf de ghusl. En Sahl was een knappe blanke man met een mooi huid. ʿĀmir b. Rabīʿah (van Banī ʿAddiy b. Kaʿb) keek naar hem terwijl hij de ghusl verrichtte en zei: ‟Ik heb nog nooit zo`n huid gezien, zelfs niet het huid van een maagd!” Hierop viel Sahl op de grond. Men ging vervolgens naar de boodschapper van Allah ﷺ en zeiden: ‟O Boodschapper van Allah, kun je iets voor Sahl doen? Want bij Allah hij is niet in staat om zijn hoofd op te heffen.” Hij zei: ‟Is er iemand die jullie beschuldigen met betrekking tot hem?” Zij zeiden: ‟ʿĀmir b. Rabīʿah keek naar hem.” De Boodschapper van Allah riep hem en sprak hem boos aan. Hij zei tegen hem: ‟Waarom zou één van jullie zijn broeder willen doden? Wanneer je iets ziet wat je mooi vindt, vraag dan zegeningen (baraka) voor hem.” Vervolgens zei de Profeet: ‟Verricht de wassing voor hem.” Hierop waste hij zijn gezicht, handen, voorarmen, knieën, het uiteinde van zijn voeten en de binnenzijde van zijn izār (onderkleed) in een vat. Vervolgens werd dat water over hem (Sahl) heen gegoten. Een man goot het water over zijn hoofd en rug van achteren door het vat om te kiepen. Sahl liep verder met de mensen alsof er niks met hem aan de hand was.[6]

De meerderheid van de geleerden zijn dus van mening dat het boze oog iemand kan effecteren vanwege de voorgenoemde en andere overleveringen. Ook vanwege de getuigenissen en realiteit. Wat betreft de overlevering die u vermeld heeft

‟Een derde van de grafbewoners komt door het boze oog” wij kennen daar de authenticiteit niet van. Maar de auteur van het boek Nayl al-Awṭār[7] heeft vermeld dat al-Bazzār een overlevering heeft overgeleverd met een goede ketting op gezag van Jābir (رضي الله عنه) dat de Profeet ﷺ zei:

‟De meesten van mijn umma die sterven, die sterven door de Voorbeschikking en daarna door het boze oog.”[8]

Het is een plicht voor de moslim om zichzelf te beschermen tegen de zieke duivels vanonder de mensen en djinn. Dit door middel van sterk geloof in Allah, door op Hem te steunen, op Hem te vertrouwen, toevlucht te zoeken bij Hem en om Hem te smeken. Ook zoekt men bescherming door middel van het reciteren van de smeekbeden die zijn overgeleverd door de Profeet en door veelvuldig de Muʿawidatayn (Sura Al-Falaq & An-Nās) te reciteren en Surat al-Ichlāṣ, al-Fātiḥa en Āyat al-Kursī.

Vanonder de smeekbeden voor bescherming:

أعوذ بكلمات الله التامات من شر ما خلق

Aʿūdhu bi kalimātillahi at-tāmmāti min sharri ma khalaq (Ik zoek toevlucht in de perfecte woorden van Allah tegen het kwaad dat Hij geschapen heeft).

En:

أعوذ بكلمات الله التامة من غضبه وعقابه، ومن شر عباده ومن همزات الشياطين وأن يحضرون

Aʿūdhu bi kalimātillahi at-tāmmāti min ghadabihi wa ʿiqābihi, wa min sharri ʿibādihi wa min hamazāt as-shayāṭīn wa an yahdarūn (Ik zoek toevlucht in de perfecte woorden van Allah tegen Zijn toorn en bestraffing, en tegen het kwaad van Zijn slaven en tegen de kwade ingevingen van de duivels en tegen hun aanwezigheid).

En de uitspraak van Allah (تعالى):

حسبي الله لا إله إلا هو عليه توكلت وهو رب العرش العظيم

Ḥasbī Allah la ilāha illa huwa ʿalayhī tawakkaltu wa huwa rabbul-ʿarshil-ʿAdhīm

“Allah volstaat voor mij. Er is geen god dan Hij. In Hem stel ik mijn vertrouwen en Hij is de Heer van de geweldige Troon. [at-Tawba (9):129]

En andere soortgelijke islamitisch vastgestelde smeekbeden. Dit is de betekenis van wat Ibn al-Qayyim bedoelde in voorgenoemde woorden (zie begin van het antwoord voetnoot 1).

Wanneer het bekend is dat een persoon getroffen is door het boze oog, dan dient degene die het hem gegeven heeft zichzelf te wassen voor zijn broeder. Men brengt hem een vat met water. Hij dient zijn handen erin te plaatsen en zijn neus en mond te wassen (zoals dat plaatsvindt wanneer men de wuḍūʾ verricht) en het water in de vat uitspugen. Vervolgens wast hij zijn gezicht in het vat. Vervolgens plaats hij zijn linkerhand in het vat en wast zijn rechterknie. Vervolgens plaats hij zijn rechterhand in het vat en wast zijn linkerknie. Vervolgens wast hij zijn kledingstuk. Hierna dient men het water in één keer van achteren over het hoofd van de getroffen persoon te gieten. Met de Wil van Allah zal hij dan genezen.

En bij Allah ligt al het succes.

En moge Allah`s zegeningen en vrede op Mohammed ﷺ, zijn familie en al zijn metgezellen zijn.

Het Permanente Comité voor Islamitisch onderzoek en Fataawa
Voorzitter: Shaykh ʿAbdul-ʿAzīz b. Bāz
Vervangend voorzitter: Shaykh ʿAbdur-Razzāq al-ʿAfīfī
Lid: Shaykh ʿAbdullah Ibn Ghudayān
Lid: Shaykh ʿAbdullahibn Quʿūd

Bron: Fatāwa al-lajna as-dāʾima lil-buḥūth al-ʿIlmiyya wal-iftāʾ, deel 1 blz. 271. Uitgever: Al-Ḥumayda drukkerij, Riyad Saoedie-Arabie. 5de druk 2006.
Vertaling: Yūsuf Abū Ṣafiyya
Publicatie: www.ahloelhadieth.nl

[1]Lichtjes aangepast van Zād al-Maʿād (Ibn al-Qayyim).

[2]Ṣaḥīḥ al-Bukhārī(7/23), Muslim (Sharḥ an-Nawawī) (14/184) & Ibn Māja (2/1161).

[3]Aḥmad (1/274, 294), Muslim (Sharḥ an-Nawawī) (14/171) & At-Tirmidhī (4/397).

[4]Aḥmad (6/437), Tirmidhī(4/395), Ibn Māja (2/1160) & Mālik in zijn Muwaṭṭa (2/939, 940).

[5]Abū Dāwūd (4/210).

[6]Aḥmad (3/386), Ibn Māja (2/1160), Mālik (2/938, 939) al-Ḥākim (4/215) & Ibn Ḥibbān (Mawārid ad-Damʿān, blz. 344).

[7]Voetnoot vertaler: Imām as-Showkānī.

[8]As-Sunna van Ibn AbīʿĀsim (1/136 nr. 311), At-Tayālasī in zijn Musnad (blz. 242, nr. 1760), At-Taḥāwī in Mushkil al-Athār (7/338, nr. 2900) & al-Bazzār in Tafsīr ibn Kathīr (4/411). Zie ook Tarīgh al-Kabīr van al- Bukhārī (4/320).

Screenshots Arabische Bron: