Shaykh Ṣāliḥ b. Fawzān al-Fawzān zei het volgende bij de uitleg van ḥadīth Jibrīl[1]:
Vervolgens zei hij (Jibrīl) tegen Muḥammad: ‟Bericht mij over de islam.”
Met andere woorden: Verduidelijk voor mij de werkelijkheid van de islam. Want het is noodzakelijk om de werkelijkheid van de islam te kennen. Het is niet voldoende dat een persoon zich aan de islam toeschrijft of zegt: ‟Ik ben moslim” zonder de werkelijkheid van de islam te kennen. Want wanneer hij de werkelijkheid van de islam niet kent dan zal hij hier niet naar handelen. Hoe kan hij naar iets handelen wat hij niet kent? Het is dus niet voldoende om jezelf aan de islam toe te schrijven met onwetendheid. Echter is het verplicht om de werkelijkheid ervan te kennen zodat hij deze kan uitvoeren zoals het hoort.
De profeet ﷺ antwoordde hierop: ‟Islam is dat je getuigt dat er geen (enkele) god is (die het recht heeft om aanbeden te worden) dan Allah, dat Muḥammed de boodschapper van Allah is, dat je het gebed onderhoudt, de zakāt geeft, tijdens de Ramadan vast en het verrichten van de bedevaart naar het Huis (i.e. Kaʿba), als je daartoe in staat bent.”
Het is een verplichting om bovengenoemde pilaren uit te voeren met het geloof in het hart. En degene die meer uitvoert dan de bovengenoemde pilaren zoals de verplichtingen, aanbevolen handelingen, het wegblijven van verboden (zaken) en het wegblijven van afgeraden zaken, daarvoor geldt dat dit een vervolmaking is van deze pilaren. Het is dus ofwel een verplichte vervolmaking of een aanbevolen vervolmaking.
Deze pilaren zijn dus het fundament waar de islam op steunt. Vervolgens komen de rest van de handelingen die (ofwel) verplicht of aanbevolen zijn. Echter, wanneer een dienaar deze pilaren of sommige ervan verlaat dan zullen de verplichte en aanbevolen handelingen hem niet van nut zijn. Want hij heeft (deze handelingen) niet gebouwd op het fundament. En een gebouw blijft alleen staan vanwege haar fundament.
Deze pilaren zijn dus niet de gehele islam maar het zijn de steunpilaren ervan. Want de islam is breed. Al hetgeen wat Allah bevolen heeft en het wegblijven van datgene wat Hij verboden heeft valt onder de islam. Vandaar dat hij (de profeet ﷺ) heeft gezegd:
‟De moslim is degene waarvan de moslims vrij zijn van zijn tong en hand. En de muhājir (emigrant) is degene die datgene verlaat wat Allah verboden heeft.”[2]
De islam omvat dus het verrichten van de bevelen en het verlaten van de verboden. Wanneer men tekortschiet in de pilaren dan is zijn islam niet correct. Echter wanneer men tekortschiet in zaken (buitenom de pilaren) dan is er een tekort in zijn islam naar gelang hetgeen hij verlaten heeft. Allah (جل و علا) zegt:
‟O jullie die geloven treedt de islam volledig binnen.” [al-Baqara (2):208]
Treed de islam volledig binnen. Neem niet een gedeelte om een ander gedeelte te laten. Echter dient een moslim datgene te nemen waartoe hij in staat is zonder dat hij genoegen neemt met een gedeelte en tegen zichzelf zegt: ‟Dit is genoeg.”
Bron: Sharḥ ḥadīth Jibrīl (ʿalayhī as-salām) blz. 9-10. Uitgever: Dār al-ʿĀṣima, Riyad Saoedi-Arabië. 1ste druk 2008.
Vertaling: Yūsuf Abū Ṣafiyya
Publicatie: www.ahloelhadieth.nl
[1]Op gezag van ʿUmar b. al-Khattāb (رضي الله عنه) die gezegd heeft:
‟Terwijl wij op een dag bij de boodschapper van Allah ﷺ zaten, verscheen er een man met zeer witte kleding en zeer zwarte haar. Hij vertoonde geen tekenen van een reis noch kende iemand hem van ons. Vervolgens ging hij bij de profeet ﷺ zitten en plaatste zijn knieën tegen de knieën van de profeet en plaatste zijn handen op zijn dijen en zei: ‟O Muḥammed bericht mij over de islam.”De profeet ﷺ antwoordde hierop: ‟Islam is dat je getuigt dat er geen (enkele) god is (die het recht heeft om aanbeden te worden) dan Allah, dat Muḥammed de boodschapper van Allah is, dat je het gebed onderhoudt, de zakāt geeft, tijdens de Ramadan vast en het verrichten van de bedevaart naar het Huis (i.e. Kaʿba), als je daartoe in staat bent.” Hij zei: ‟U hebt de waarheid gesproken.”
Hij (i.e. ʿUmar) zei: ‟Wij waren verbaasd dat hij hem iets vroeg om vervolgens het antwoord te bevestigen.”
Vervolgens zei hij: ‟Bericht mij over al-imān.” Hij ﷺ antwoordde: ‟Dat je gelooft in Allah, Zijn engelen, Zijn boeken, Zijn profeten, de Laatste Dag en dat je gelooft in de voorbeschikking (al-qadr), het goede en het slechte ervan.” Hij zei: ‟U hebt de waarheid gesproken.”
Vervolgens zei hij: ‟Bericht mij over al-iḥsān.” Hij ﷺ antwoordde: “Dat je Allah aanbidt alsof je Hem ziet, ook al zie jij Hem niet, Hij ziet jou wel.”
Vervolgens zei hij: ‟Bericht mij over het Uur.” Hij ﷺ antwoordde: “De ondervraagde weet daar niet meer over dan de vrager.ﷺoen zij hij: ‟Bericht mij over de tekenen ervan.” Hij ﷺ antwoordde: “Dat de slavin haar meesteres zal baren en dat je zult zien dat op bloot lopende voeten, naakte en behoeftige bedoeïen met elkaar zullen wedijveren in het bouwen van hoge gebouwen.”
Hierna ging hij (de vragensteller) weg en bleef ik daar voor een periode. Vervolgens zij hij ﷺ tegen mij: ‟OʿUmar, weet jij wie de vragensteller was?” Ik zei: ‟Allah en Zijn boodschapper weten het beter.” Hij ﷺ zei: “Dat was Jibrīl, hij kwam om jullie je religie te onderwijzen.” Overgeleverd door Muslim.
[2]Deze overlevering is in verschillende soortgelijke vormen overgeleverd in de twee Ṣaḥīḥs (Bukhārī & Muslim) vanuit de overlevering van ʿAbdullah b. ʿAmr, Jābir en Abī Musā (رضي الله عنهم). Bukhārī (10,11, 6484) & Muslim (40,41,42).
Screenshots Arabische Bron: