Zij was de dochter van Sufyān b. Ḥarb. Zij was getrouwd met ʿUbaydullah b. Jaḥsh, die met haar naar Abessinië emigreerde tijdens de tweede emigratie. Daar bekeerde hij zich echter van de islam tot het christendom en stierf in Abessinië. Umm Ḥabība bleef echter standvastig in haar geloof. De Profeet ﷺ stuurde vervolgens een brief via ʿAmr b. Umayya aḍ-Ḍamrī naar de koning van Abessinië, an-Najāshī, om haar hand te vragen. De koning stemde toe, huwde haar aan de Profeet, en betaalde een bruidsschat van 400 dinar. Hij stuurde haar daarna met Shuraḥbīl b. Ḥasana naar de Profeet.
Er wordt ook gezegd dat Umm Ḥabība haar zaak toevertrouwde aan Khalid b. Saʿīd b. al-ʿĀṣ, die haar huwelijk voltrok. Dit vond plaats in het zevende jaar na de hijra.
Saʿīd b. al-ʿĀṣ overleverde dat Umm Ḥabība zei: “Ik droomde dat mijn man, ʿUbaydullah b. Jaḥsh, verscheen in de meest afschuwelijke en grillige gedaante. Ik schrok en zei bij mezelf: ‘Bij Allah, zijn toestand is veranderd!’ De volgende ochtend zei hij tegen mij: ‘O Umm Ḥabība, ik heb mijn geloof onderzocht en ben tot de conclusie gekomen dat er geen beter geloof is dan het christendom. Ik was eerder christen, ben toen moslim geworden, maar nu keer ik terug naar het christendom.’ Ik zei tegen hem: ‘Bij Allah, dat is geen goede keuze voor jou.’ Vervolgens vertelde ik hem over mijn droom, maar hij gaf er geen aandacht aan en gaf zich over aan het drinken van wijn tot hij stierf.”
Umm Habiba vervolgde: “Daarna droomde ik dat iemand tegen mij zei: ‘O Moeder der Gelovigen!’ Ik schrok wakker en interpreteerde de droom als een goed teken dat ik zou trouwen met de Profeet ﷺ. Toen mijn wachtperiode (ʿidda) voorbij was, stond plotseling de afgezant van an-Najāshī aan mijn deur. Een dienares van de koning, genaamd Abraha, die verantwoordelijk was voor zijn kleding en parfums, kwam naar binnen en zei: ‘De koning laat je weten dat de Profeet ﷺ mij heeft geschreven om jou aan hem ten huwelijk te vragen.’ Ik zei: ‘Moge Allah je met dit goede nieuws belonen!’ Vervolgens voegde zij (Abraha) toe: ‘De koning vraagt je om iemand aan te wijzen die je huwelijk kan voltrekken.’ Ik stuurde een bericht naar Khalid b. Saʿīd b. al-ʿĀṣ en vertrouwde hem deze taak toe.”
Umm Habiba schonk Abraha uit blijdschap zilveren armbanden, enkelringen en zilveren ringen die ze droeg.
Die avond verzamelde an-Najāshī de moslims in zijn hof, waaronder Jaʿfar b. Abī Ṭālib, en hield een toespraak waarin hij Allah prees: “Alle lof behoort aan Allah, de Koning, de Gezegende, Degene Die Vrij is van (alle) tekortkomingen, de Gelovige, de Getuige, de Almachtige, de Overheerser. Ik getuig dat er geen god is dan Allah en dat Mohammed zijn dienaar en boodschapper is, over wie Jezus, de zoon van Maria, goed nieuws heeft gebracht. De Boodschapper van Allah ﷺ heeft mij geschreven om Umm Ḥabība, de dochter van Abū Sufyān, aan hem ten huwelijk te vragen. Ik heb aan zijn verzoek voldaan en haar een bruidsschat van 400 dinar geschonken.”
Daarna schonk hij de dinars aan de aanwezigen, en Khālid b Saʿīd nam het woord en prees Allah: “Alle lof behoort aan Allah. Ik prijs Hem, zoek Zijn hulp, steun en overwinning. Ik getuig dat er geen god is dan Allah en dat Mohammed Zijn dienaar en boodschapper is, die Hij met leiding en de ware religie heeft gestuurd om haar te verheffen boven alle andere religies, ook al haten de polytheïsten het. Ik heb ingestemd met het verzoek van de Boodschapper van Allah ﷺ en haar aan hem uitgehuwelijkt. Moge Allah dit huwelijk zegenen.”
Hij gaf de dinars aan Khālid b Saʿīd die ze in ontvangst nam. Toen de aanwezigen wilden opstaan om te vertrekken, zei (de koning): “Blijf zitten, want het is een gewoonte van de Profeten dat er bij een huwelijk een maaltijd wordt genuttigd.” Vervolgens liet hij eten brengen, en zij aten gezamenlijk voordat ze uiteengingen.
Umm Ḥabība zei: “Toen ik het geld ontving, stuurde ik een boodschap naar Abraha, die mij het goede nieuws had gebracht, en zei tegen haar: ‘Ik had je toen gegeven wat ik kon, terwijl ik niets had. Hier zijn vijftig gouden munten; neem ze en gebruik ze naar behoefte.’ Maar zij weigerde en haalde een doos tevoorschijn met alles wat ik haar eerder had gegeven, waarna ze het aan mij teruggaf. Ze zei: ‘De koning heeft mij nadrukkelijk opgedragen om niets van jou aan te nemen. Ik ben degene die zorgt voor zijn kleding en parfums. Bovendien heb ik het geloof van Mohammed, de Boodschapper van Allah ﷺ, aangenomen en mij tot Allah, de Almachtige, bekeerd. De koning heeft zijn vrouwen bevolen om al hun parfums naar jou te sturen.’
De volgende dag kwam ze naar mij met aloëhout, saffraan, amber en een grote hoeveelheid parfum. Ik bracht alles mee naar de Boodschapper van Allah ﷺ, en hij zag het bij mij zonder daar bezwaar tegen te maken. Vervolgens zei Abraha: ‘Mijn verzoek aan jou is dat je de Boodschapper van Allah ﷺ namens mij groet en hem laat weten dat ik zijn geloof heb aangenomen.’ Ze was buitengewoon vriendelijk voor mij, zorgde voor mijn reis en herinnerde me er telkens aan haar verzoek niet te vergeten.
Toen ik uiteindelijk bij de Boodschapper van Allah ﷺ aankwam, vertelde ik hem over het huwelijksaanzoek en wat Abraha voor mij had gedaan. Hij glimlachte, nam haar groeten in ontvangst en zei: ‘En vrede, de genade en zegeningen van Allah zijn met haar.’
Az-Zuhrī zei: Toen Abu Sufyān b. Ḥarb in Medina aankwam, ging hij naar de Boodschapper van Allah ﷺ, terwijl hij van plan was Mekka aan te vallen. Hij sprak met hem om het verdrag van al-Ḥudhaybiyya te verlengen, maar de Boodschapper van Allah ﷺ schonk hem geen aandacht. Vervolgens ging Abu Sufyān naar zijn dochter, Umm Ḥabība. Toen hij op het bed van de Profeet ﷺ wilde gaan zitten, vouwde zij het bed weg zodat hij er niet op kon zitten. Hij vroeg: “O dochter, heb je dit bed van mij afgewezen, of heb je mij ervan afgewezen?” Zij antwoordde: “Het is het bed van de Boodschapper van Allah ﷺ, en jij bent een onreine, polytheïstische man.” Hij zei: “O dochter, sinds je van mij bent weggegaan, is er veel onheil over je gekomen.”
Haar overlijden:
͑Āisha zei: Umm Ḥabība riep mij bij haar sterfbed en zei: “Er is tussen ons gebeurd wat er vaak gebeurt tussen medevrouwen. Moge Allah mij en jou vergeven voor alles wat is voorgevallen.” Ik antwoordde: “Moge Allah jou volledig vergeven, je tekortkomingen vergeven en je daarvan zuiveren.” Hierop zei zij: “Je hebt mij gelukkig gemaakt; moge Allah jou gelukkig maken.” Daarna liet zij een boodschap sturen naar Umm Salama en sprak haar op dezelfde manier toe.
Umm Ḥabība overleed in het jaar 44 na de hijra, tijdens het kalifaat van haar broer Muʿāwiya.
Bron: Ṣifat aṣ-Ṣafwa deel 1 blz. 379-381. Uitgever: Dār Ḍiyā ͗ as-Shām te Damascus Syrië. 1ste druk 2018 & zie screenshots hieronder.
Vertaling: Yūsuf Abū Ṣafiyya
Publicatie: www.ahloelhadieth.nl
Screenshots Arabische Bron: