Shaykh Muḥammed b. Ṣāliḥ al-ʿUthaymīn zei het volgende:
Sommige historici die over het leven van Al-Ḥāfiẓ b. Ḥajr (رحمه الله) hebben gesproken vermeldden dat hij in zijn tijd een rechter was in Egypte. Wanneer hij naar zijn werkplek ging, dan kwam hij met een rijtuig dat getrokken werd door paarden of muilezels in een stoet.
Op een dag kwam hij langs een joodse man (in Egypte) die olie verkocht. En zoals gewoonlijk is de kleding van een olieverkoper vies. De jood kwam aanlopen en hield de stoet tegen en zei tegen Al-Ḥāfiẓ b. Ḥajr (رحمه الله):
Voorwaar, jullie profeet zegt:
“De dunyā (wereld) is een gevangenis voor de gelovige en een paradijs voor de ongelovige.”[1]
En jij bent een rechter vanonder de rechters van Egypte die zich bevindt in deze stoet en in dit genot. En ik bevind mij in deze bestraffing en ellende!”
Hierop zei Al-Ḥāfiẓ b. Ḥajr (رحمه الله):
‟Als de situatie waar ik mij in bevind werkelijk een staat van verwennerij en genot is, dan is deze staat met betrekking tot het genot van het paradijs een gevangenis. Wat betreft jij en de ellende waarin jij je bevindt, dan is dit met betrekking tot de bestraffing van het hellevuur een paradijs.”
Hierop zij de jood:
‟Ik getuig dat niets of niemand het recht heeft om aanbeden te worden behalve Allah en dat Muḥammed Zijn boodschapper is!”
En werd moslim.
Bron: As-ṣaḥwa al-islāmiyya ẓawābit wa tawjihāt blz. 12. Uitgever: Dār al-waṭan lil-nashr Riyadh te Saoedi-Arabië. Druk 1426NH. Zie screenshots hieronder.
Vertaling: Yūsuf Abū Ṣafiyya
Publicatie: www.ahloelhadieth.nl
[1] Overgeleverd door Muslim, het boek van zuhd en raqāʾiq , hoofdstuk de zaak van de gelovige is in zijn geheel goed, nr. 2999.
Screenshots Arabische Bron: