Ibn ʿAbd al-Barr (رحمه الله) overlevert met zijn ketting in “Jāmiʿ bayān al-ʿilm wa falihi” dat Aḥmad b. Muḥammad b. Shujāʿ één van zijn zoontjes naar Abī ʿAbdullah b. al-Aʿrābī[1] stuurde om hem uit te nodigen.

De jongen keerde terug en zei: “Ik heb hem gevraagd te komen maar hij zei tegen mij: “Ik heb bezoek van een Arabisch volk. Zodra ik klaar ben met (het profiteren van) hen zal ik komen.”” De jongen zei (verder): “Maar ik heb niemand bij hem gezien, behalve een aantal boeken in zijn handen. De ene keer keek hij in dit boek en de andere keer keek hij in dat boek.”

Kort daarna arriveerde hij waarop Abū Ayūb[2] tegen hem zei: “O Abū ʿAbdullah! SubḥānAllah al-ʿaẓīm. Je was afwezig en hebt ons jouw gezelschap ontnomen. De jongen zei tegen mij dat hij niemand bij jou had gezien, ondanks dat jij zei dat je met een Arabisch volk was en pas zou komen als jij klaar was met (het profiteren van) hen?”

Ibn al-Aʿrābī reciteerde toen (de volgende poëzie):

Wij hebben metgezellen en hun gesprekken worden nooit saai * Intellectuelen, betrouwbaar in afwezigheid en aanwezigheid

Zij onderwijzen ons met kennis uit het verleden * (Zij bezitten) intelligentie, (goede) manieren en correcte meningen

Zonder vrees voor conflicten of slecht gezelschap * (En) zonder vrees voor hun tong of hand

Als je zegt dat zij dood zijn dan ben je geen leugenaar * En als je zegt ze zijn levend dan heb je het (ook) niet mis[3] [Einde overlevering]

Er werd (ook) tegen een man gezegd: “Wie houdt jou gezelschap?” Hij sloeg met zijn hand op zijn boeken en zei: “Hun.” Men zei: “Welke mensen?” Hij zei: “Degenen die erin zitten.”[4]

Toevoeging vertaler: Imām ad-Dhahabī (رحمه الله) zei: Op gezag van Naʿīm b. Ḥammād die zei: Ibn al-Mubārak was gewoon om veel thuis te zitten. Er werd tegen hem gezegd: “Ben jij niet eenzaam?” Hij zei: “Hoe kan ik eenzaam zijn terwijl ik mij met de Profeet en de metgezellen bevindt?![5] [6]

Bron: Al-Mushawiq ila al-Qirāʾ wa ṭalab al-ʿIlm van Shaykh ʿAlī b. Muḥammed Al-ʿImrān blz. 56. Zie screenshots hieronder.
Vertaling: Yūsuf Abū Ṣafiyya
Publicatie: www.ahloelhadieth.nl

[1] Voetnoot vertaler: De Imām van taal ʿAbdullah Muḥammad b. Ziyād b. al-Aʿrābī al-Hāshimī (overleden 231 NH).

[2] Voetnoot vertaler: De kunyā van Aḥmad b. Muḥammad b. Shujāʿ.

[3] Voetnoot vertaler: Hij had niet gelogen aangezien hij een metafoor gebruikte. Zijn boeken waren een referentie naar het bezoek van het Arabisch Volk.

[4] Taqyīd al-ʿIlm blz. 125.

[5] Siyar Aʿlām an-Nubalāʾ 8/382.

[6] Voetnoot vertaler: Doelend op de boeken die hij leest waarin de overleveringen staan van de Profeet en de metgezellen.

Screenshots Arabische Bron: