Shaykh Ṣāliḥ b. Fawzān al-Fawzān zei het volgende:
Op gezag van Anas (رضي الله عنه) in marfūʿ vorm: ‟Als jullie niet zouden zondigen, dan zou ik datgene voor jullie vrezen wat erger is (dan zondigen): (namelijk) eigendunk!”
Uitleg:
Van de wijsheid van Allah (جلَّ وعلا) is dat de mens zondigt. De moslim of gelovige die vervalt dus in zonden. Hier zit in een wijsheid achter. Want iedere keer wanneer de gelovige in een zonde vervalt dan stelt hij zich nederig op tegenover Allah (سبحانه و تعالى) en vreest Hem.
Wanneer zonden een reden zijn voor berouw en vrees voor Allah (جلَّ وعلا), dan resulteert dat in een voordeel voor de moslim en gelovige. Net zoals dat goede handelingen (die men verricht) uit hoogmoed en minachting voor anderen resulteert in een nadeel wat terugkeert naar de uitvoerder (van deze handelingen).
Het vervallen in bepaalde zonden kan dus een reden zijn dat dit voordelen met zich mee brengt voor de mensen. Want wanneer sommigen van hen zondigen en vervolgens deze zonde overpeinzen, dan vragen zij vergiffenis van Allah (Degene die de berouw van Zijn dienaren accepteert). Wat betreft een zondig persoon die geen vergiffenis vraagt, zijn zonden zijn dan een pure nadeel voor hem.
Deze overlevering is dus een bewijs dat het zondigen van bepaalde moslims resulteert in een voordeel, namelijk verslagenheid, het terugkeren naar Allah en het vragen van vergiffenis. Ondanks dat deze zonden op zich zelf schadelijk zijn. Maar slechts het herdenken (van deze zonden) gepaard met angst voor Allah resulteert in een voordeel.
En zijn uitspraak:
‟…Dan zou ik datgene voor jullie vrezen wat erger is (dan zondigen): (namelijk) eigendunk!”
Eigendunk (en zelfingenomenheid) is dus vernietigend voor het ziel. De berouwvolle zondaar is beter dan de hoogmoedige persoon die gehoorzaam is. Vandaar dat toen Iblīs eigendunk en hoogmoed vertoonde, hij zich onderworp aan de vloek en verdrijving van Allah`s barmhartigheid. En toen Ādam (عليه السلام) zich nederig opstelde, zijn zonde erkende en vergiffenis vroeg aan Allah, werd hij verheven door Allah (عزَّ وجلَّ). De ongehoorzaamheid van Ādam (عليه السلام) werd dus een voordeel voor hem. Omdat hij zich nederig opstelde en angst had toonde hij berouw.
Bron: Sharḥ Kitāb al-Kabāʾīr van Shaykh Muḥammad b. ʿAbd al-Wahhāb, blz 46-47. Uitgever: Dār ar-Risāla al-ʿĀlamiyya, Beirut, Libanon. 1ste Druk 2012.
Vertaling: Yūsuf Abū Ṣafiyya
Publicatie: www.ahloelhadieth.nl
Screenshots Arabische Bron: