Shaykh Sulaymān ar-Ruḥaylī schreef het volgende[1]:

De 2de stelregel in fitna: Pas op voor haastigheid en wees bedachtzaam!

Allah (عز وجل) zegt:

“O jullie die geloven, wanneer een verdorvene met een bericht naar jullie toekomt verifieer het dan (tabayyanū).” [Al-Ḥujurāt (49):6]

De (Qurʾān) exegeten zeiden: “At-Tabayyun is (het hebben van zekere) kennis en (het verrichten van) onderzoek. Wat hier onder valt is verificatie, bedachtzaamheid, niet gehaast handelen en het overpeinzen van de realiteit en het ontvangen nieuws.”[2] M.a.w.: Dat Allah (عز وجل) ons opdraagt met bedachtzaamheid zonder haastigheid. Sterker nog, het is een plicht om datgene wat plaatsvindt te overpeinzen.

Ash-Shawkānī (رحمه الله) zei over de uitspraak van Allah عز وجل: “Welnee! Jullie houden van het haastige.” [Al-Qiyāma (75):20] “Welnee!”: “Ter afschrikking van haastigheid en ter aansporing van bedachtzaamheid.”[3] Haastigheid wordt ons dus verboden en wij worden aangespoord om bedachtzaam te zijn.

At-Trimidhī[4] overlevert op gezag van Sahl b. Saʿd as-Sāʿidī (رضي الله عنه) dat de Boodschapper van Allah ﷺ zei:

“Bedachtzaamheid is van Allah en haastigheid is van de Satan.”

Ook overgeleverd door Abū Yaʿlā en Al-Bayhaqī[5] op gezag van Anas b. Mālik met soortgelijke betekenis. Ook heeft een groot aantal geleerden deze overlevering als ḥassan verklaard zoals Shaykh Nāṣir Al-Albānī (رحمه الله).

De shurāh (degenen die commentaar geven op overleveringen)[6] zeiden over “Haastigheid is van de Satan”: M.a.w.: Degene die haastigheid aanspoort is de Satan met zijn influisteringen. Zij (de shurāh) zeiden: Want haastigheid weerhoudt (een persoon) van verificatie en inzicht, en degene die niet verifieert vervalt in fouten. Haastigheid is dus van de Satan. Het is een plot en influistering van de Satan.

Imām Muslim[7] overlevert dat de Boodschapper van Allah ﷺ tegen Ashaj ʿAbd Al-Qays zei: “Jij hebt twee eigenschappen waar Allah van houdt: verdraagzaamheid en bedachtzaamheid.” An-Nawawī (رحمه الله) zei hierover: “Verdraagzaamheid is het verstand en bedachtzaamheid is het verifiëren en het verlaten van haastigheid.”[8]

Dit zijn dus twee eigenschappen waar Allah van houdt. Verstand, het verifiëren en verlaten van haastigheid. Imām Ibn Al-Qayyim (رحمه الله) zei: “Deze overlevering bevat een aanprijzing voor de eigenschappen van verdraagzaamheid en bedachtzaamheid en dat Allah van hen houdt. Het tegenovergestelde is roekeloosheid en haastigheid. En dit zijn twee misprezen karaktereigenschappen die vernietigend zijn voor het gedrag en de handelingen.”[9]

De geleerden zeiden: Haastigheid is in zijn algemeenheid misprezen en komt met niets goeds. Ofwel is het op zichzelf niet goed of door wat er uit voortvloeit. Vandaar dat het voor de moslim te allen tijde gewenst is om bedachtzaam te zijn. Hij dient hier vooral meer aan vast te houden in tijden van fitna.

Lees ook de voorgaande delen: Deel 1 / Deel 2

Volgende deel (4): 3de Stelregel: Pas op voor onwetendheid en houdt je vast aan de islamitische kennis!

Bron: Ḍawābiṭ fī al-fitan yaḥtājuhā kul muslim blz. 5-7. Uitgever: Dār al-Mirāth an-nabawī lil-nashr wa tawzīʿ, Jeddah te Saoedi-Arabië. 2012.
Vertaling: Yūsuf Abū Ṣafiyya
Publicatie: www.ahloelhadieth.nl

[1] Voetnoot vertaler: In zijn verhandeling genaamd: “Ḍawābiṭ al-Fitan yaḥtājuha kul muslim (Stelregels die iedere moslim nodig heeft in (tijden van) Fitan)”. Dit is het eerste deel en met de Wil van Allah zal de gehele verhandeling vertaald worden en in verschillende delen gepubliceerd worden.

[2] Zie Fatḥ Al-Qadīr (5/71).

[3] Zie Fatḥ Al-Qadīr (5/407).

[4] Hadīth nr. 2012 en ḥassan verklaard door Al-Ḥāfiẓ in Bulūgh Al-Marām nr. 1526.

[5] Musnad Abī Yaʿlā nr. 4256, Sunnan Al-Kubrā (10/178 en Shuʿab Al-Imān nr. 4058. Ook zei At-Tirmidhī in At-Targhīb wa-t-Tarhīb nr. 2419: “De mannen (in de ketting) zijn correcte mannen.” Ook Al-Haythamī zei dit in Al-Majmaʿ (8/19). En Al-Būṣayrī zei in Ittiḥāf Al-Khayra (6/31): “Dit is een ketting met betrouwbare mannen.” En Al-Albānī heeft deze overlevering ḥassan verklaard in Ṣaḥīḥ Targhīb wa-t-Tarhīb nr. 1572 en in zijn Ṣaḥīḥa nr. 1795.

[6] Zie Fayḍ Al-Qadīr (3/184).

[7] Ḥadīth nr. 17 en 18.

[8] Sharḥ An-Nawawī op Muslim (1/189).

[9] Zād Al-Maʿād (3/532).

Screenshots Arabische Bron: