Shaykh Sulaymān ar-Ruḥayllī zei:

Op de dag des oordeels zal een gelovige persoon worden voortgebracht, een persoon van tawḥīd (monotheïsme). Er zal dan gezegd worden:

‟Presenteer zijn kleine zonden.”

Deze zullen dan gepresenteerd worden en zijn grote zonden zullen verborgen blijven. Er zal dan gezegd worden:

‟Je hebt op die dag dit en dit gedaan en dat en dat verricht.”

Hij zal dit erkennen en hij zal bezorgd en bang zijn voor zijn grote zonden.

Zijn kleine daden (zonden) worden gepresenteerd. Op die dag heb jij dit en dit gedaan en dat en dat verricht. Hij zal deze zonden erkennen. Maar zijn hart is bang dat zijn grote zonden vermeld zullen worden. Uit angst en bezorgdheid over deze grote zonden.

Er zal dan gezegd worden:

‟Geef hem voor iedere zonde een goede daad.”

Allah vergeeft hem voor zijn zonden en eert hem door deze zonden te vervangen voor ḥasanāt (goede daden). Hij zal dan zeggen:

‟Ik heb zonden die ik niet zie?”

Nadat hij angstig was dat zijn grote zonden vermeld zouden worden, verlangt hij ineens dat zijn grote zonden vermeld worden zodat hij ook in hun plaats goede daden zal krijgen.

Vandaar dat toen de profeet ﷺ dit vermeldde:

‟Begon te lachen totdat zijn kiezen tevoorschijn kwamen.”

Dit vanwege de situatie van deze persoon. Hij was angstig, vol vrees en bang dat zijn grote zonden vermeld zouden worden. En toen hij de Gulheid van Allah zag, kreeg hij hoop en begon hij naar hen te zoeken door te zeggen:

‟Ik heb zonden die ik niet zie?”

M.a.w. de grote zonden die verborgen werden gehouden. Zodat hij in hun plaats (i.e. de grote zonden) goede daden zou krijgen.

Hier moest de profeet ﷺ van lachen totdat zijn kiezen tevoorschijn kwamen.

En deze overlevering is overgeleverd door Imām Aḥmad in zijn Musnad en authentiek verklaard door Imām al-Albānī.

Bron: Beluister de audio hieronder
Vertaling: Yūsuf Abū Ṣafiyya
Publicatie: www.ahloelhadieth.nl