Ibn al-Qayyim al-Jawziyya zei het volgende:

De duʿāʾ (smeekbede) is het beste medicijn en een vijand van de beproeving. Het verdringt, geneest en houdt de beproeving tegen van het neerdalen en heft deze op. Of het maakt de beproeving lichter wanneer deze neerdaalt. De duʿāʾ is het wapen van de gelovige zoals Al-Ḥākim heeft overgeleverd in een authentieke overlevering op gezag van ʿAlī (رضي الله عنه) die zei dat de boodschapper van Allah ﷺ zei:

“Duʿāʾ is het wapen van de gelovige, de steunpilaar van de religie en het licht van de hemelen en aarde.[1]

De duʿāʾ kent drie rangen met betrekking tot de beproeving:

Ten eerste: Dat de duʿāʾ sterker is dan de beproeving en hierdoor de beproeving verdringt.

Ten tweede: Dat de duʿāʾ zwakker is dan de beproeving en de beproeving hierdoor de dienaar treft. Maar het kan zijn dat zijn duʿāʾ ondanks de zwakte ervan, de beproeving verlicht.

Ten derde: Dat zij (de duʿāʾ en de beproeving) even sterk zijn en elkaar tegenhouden om hun metgezel te treffen.

Al-Ḥākim overlevert in zijn Ṣaḥīḥ op gezag van ʿĀʾisha (رضي الله عنها) die zei dat de boodschapper van Allah ﷺ zei:

“Geen voorzorgsmaatregel kan bescherming bieden tegen de qadr (voorbeschikking) van Allah. Duʿāʾ is profijtvol met betrekking tot datgene wat wel en niet neerdaalt. Waarlijk, de beproeving daalt neer en ontmoet de duʿāʾ. Vervolgens beginnen zij met elkaar te worstelen tot aan de Dag der Opstanding.”[2]

Al-Ḥākim overlevert ook op gezag van Ibn ʿUmar op gezag van de profeet ﷺ die zei:

“Duʿāʾ is profijtvol met betrekking tot datgene wat wel en niet neerdaalt. Verricht dus duʿāʾ o dienaren van Allah.”[3]

Al-Ḥākim overlevert ook een overlevering op gezag van Thawbān op gezag van de profeet ﷺ die zei:

“Niets wendt de voorbeschikking (al-qadr) af behalve de duʿāʾ en niets doet de leeftijd toenemen behalve al-birr (al het goede). Waarlijk, een persoon wordt van rizq (voorziening) ontnomen vanwege een zonde die hij pleegt.”[4]

Bron: Al-Jawāb al-Kāfī liman Saʾla ʿan ad-Dawāʾ as-Shāfī blz. 14-15. Uitgever: Dār ʿAmmār, Amman Jordanië. 1steDruk 1991.
Vertaling: Yūsuf Abū Ṣafiyya
Publicatie: www.ahloelhadieth.nl

[1] Overgeleverd door Al-Ḥākim in Al-Mustadrak 1/492 en hij zei: “Authentiek”. Ad-Dhahabī was het hier eens mee.

[2] Overgeleverd door Al-Ḥākim in Al-Mustadrak 1/492. Deze overlevering is echter zwak zoals duidelijk wordt na een korte discussie over de ketting van deze overlevering. Zie voetnoot 2 in de Arabische bron blz. 14.

[3] Overgeleverd door Imām Aḥmad in zijn Musnad 5/234, Aṭ-Ṭabarānī in Al-Kabīr 20/102 en Al-Ḥākim in Al-Mustadrak 1/493. Zwakke overlevering. Zie voetnoot 1 in de Arabische bron blz. 15.

[4] Overgeleverd door Al-Ḥākim in Al-Mustadrak 1/492 en hij zei: “Authentiek”. Ad-Dhahabī was het hier eens mee. Ook overgeleverd door Ibn Māja in zijn Sunan 2/1334, Aḥmad b. Ḥanbal in zijn Musnad 5/277,280,282 en de ketting is goed. Zie ook Tahdhīb At-Tahdhīb 5/170 bij de biografie van ʿAbdullah b. Abī Al-Djaʿd.

Screenshots Arabische Bron: