Op gezag van Abū Masʿūd ʿUqba b. ʿAmr al-Anṣārī al-Badrī (رضي الله عنه) die heeft gezegd: de boodschapper van Allah heeft gezegd:

“Vanonder hetgeen (aan woorden) wat de mensen hebben meegekregen vanaf de eerste profetie was: `Wanneer je geen schaamte kent doe dan maar wat je wilt´”[1]

Shaykh Ṣāliḥ b. Fawzān al-Fawzān zei het volgende over deze ḥadīth:

Dit is een geweldige ḥadīth waarin de profeet zegt: “Wanneer je geen schaamte kent.”

Schaamte is een geweldige karaktereigenschap die een mens ervan weerhoudt om zaken te verrichten die niet gepast zijn zoals onzinnigheid, schaamteloosheid en slecht gedrag. Degene die zich schaamt weerhoudt zich dus van datgene wat niet gepast is. Vandaar dat schaamte van al-imān is.

De profeet zegt:

“En schaamte is een aftakking van al-imān.”

Degene die zich dus niet schaamt, dat is een bewijs voor de zwakte van zijn imān. En degene die zich wel schaamt dat is een bewijs voor de compleetheid van zijn imān.

En zijn uitspraak:

Wanneer je geen schaamte kent doe dan maar wat je wilt.”

Dit is een dreigement. Net zoals de uitspraak van Allah (تعالى):

“Dus wie wil, laat hem geloven, en wie wil, laat hem ongelovig zijn.” [al-Kahf (18):29]

Dit is niet omdat hij een keus heeft om te doen wat hij maar wilt, echter is het een dreigement.

Schaamte is dus een geweldige karaktereigenschap die een persoon weerhoudt van elk schaamteloosheid en het behoedt hem tegen al hetgeen wat afkeurenswaardig is. Echter wanneer schaamte ontbreekt dan is dit een grote ramp. Een persoon die zich niet schaamt zal zich niet schromen om leugens, slechte zaken, onzinnigheid en schaamteloosheid. Zo ook zal hij zich niet weerhouden om alcohol te drinken, ontucht te plegen, te stelen, etc.

In deze overlevering zit dus een aansporing om goede manieren en schaamte te vertonen. Het is ook een bewijs om aan te tonen wat de gunst van schaamte is en dat schaamte alleen maar met het goede komt.

Degene die zich niet schaamt wordt onthouden van deze geweldige karaktereigenschap waardoor hij niets om datgene geeft wat hem schaadt. Het zorgt er ook voor dat men slecht spreekt over zijn religie en mannelijkheid.

Daarnaast is hier nog een andere mogelijkheid qua betekenis (van deze overlevering), namelijk dat wanneer een persoon zich niet schaamt om zijn daad, verricht het dan als je wilt. En dit is vanuit het oogpunt van een toestemming en niet vanuit het oogpunt van een dreigement.

Bron: Al-minḥa ar-rabbānīyya fī sharḥ al-arbaʿīn an-nawawīyya blz 181-182. Uitgever: Dār al-ʿĀṣima Riyad Saoedi-Arabië. 1ste druk 2008.
Vertaling: Yūsuf Abū Ṣafiyya
Publicatie: www.ahloelhadieth.nl

[1]Overgeleverd door al-Bukhārī (6120).

Screenshots Arabische Bron: